Ikzelf probeer een positivo te zijn. Dat zeg ik met de nadruk op ‘probeer’, want ik moet in alle eerlijkheid toegeven dat ik mezelf vaak in negativisme terugvind. Toch probeer ik de dingen des levens te relativeren en het goede in situaties te zien. Positivisme helpt mensen door lastige tijden, zeker in een periode waarin een pandemie over de wereldbol raast. Toch zijn er twee soorten positivisme die mijn wenkbrauwen doen fronsen en me soms zelfs storen.
Het eerste soort positivisme waarvan mijn tenen gaan krullen is fake positivism. Wanneer blijkt dat er iets niet goed is of wanneer een persoon zich niet goed voelt, is het niet de bedoeling dat men dat wegsteekt achter een zelfbedachte of geforceerde waas van positivisme. Body positivity kan daar een goed voorbeeld van zijn. Body positivity is een beweging die mannen en vrouwen met overgewicht helpen hun lichaam te accepteren en mooi vinden, ongeacht wat de maatschappij daarvan vindt. Ik ben voorstander, iedereen moet zich goed voelen in hun eigen lichaam. Zeker bij jongeren is het lichaam iets wat heel wat onzekerheden met zich meebrengt. Toch moet er voorzichtig mee worden omgegaan, en merk ik dat de boodschap verkeerd wordt opgevat.
Body positivity brengt een bepaalde druk met zich mee. Mensen en vooral jongeren moeten zich plots haasten om van hun lichaam te houden, hetzelfde lichaam dat ze een dag ervoor nog verafschuwden. Mensen met onzekerheden moeten tijd krijgen om die op eigen snelheid weg te werken. Wanneer er nu iemand onzeker is over zijn of haar lichaam, voelt dat als een misdaad. De druk die body positivity nu met zich meebrengt vervangt het taboe van overgewicht in het taboe van lichamelijke onzekerheden.
Body positivity benadrukt dat elk lichaam mooi en goed is en dat je er niets aan hoeft te veranderen. Wanneer het over lengte, huidskleur of sproeten gaat, ga ik daar volledig mee akkoord. Maar mensen met een overgewicht krijgen te maken met een heel hoge kans op diabetes, hartziekten en hoge bloeddruk. Dat valt volgens mij niet te promoten. De beweging zorgt ervoor dat mensen met overgewicht ( die er iets aan kunnen doen, voor de duidelijkheid) hun lichaam leren accepteren en er niets meer aan proberen te doen, ongeacht de gezondheidssituatie die daar aan gelinkt is. Wanneer een naaste verslaafd is aan sigaretten, vertel je die ook graag dat het ongezond is en hij of zij er beter mee ophoudt. Dat geldt ook voor mensen met een overgewicht. Natuurlijk moet je je goed voelen in je vel en accepteren wie je bent, maar dat houdt niet tegen dat je niet aan je gezondheid kan werken. Dat moet de beweging duidelijker promoten.
Een tweede soort positivisme die volgens mij niet klopt is het positivisme over een gegeven waarvan we in ons achterhoofd weten dat het niet aanvaardbaar is. Het programma ‘Down the Road’ is daar een heel goed voorbeeld van. In Down the Road gaat presentator Dieter Coppens op reis met zes personen die lijden onder het syndroom van Down. Fantastisch voor die mensen natuurlijk. Ze doen ervaringen op die ze voor de rest van hun leven zullen koesteren, maar waarom zitten er meer dan 1 miljoen Vlamingen mee te kijken? Voor het lachgehalte, want mensen met het syndroom van Down zijn grappig. Dat klopt ook, ze kunnen best eens grappig uit de hoek komen, maar het schept soms een dierentuingevoel. Waarom gaan we naar de dierentuin? Omdat de apen grappige dingen doen. Waarom kijken we naar Down the Road? Omdat die mensen grappige dingen doen. Bij seizoen 1 was ik volledig mee, je brengt mensen met een beperking in situaties waarin ze genieten van nieuwe ervaringen en oprecht gelukkig zijn. Zo laat je mensen in hun leefwereld kijken. Nu zitten we aan seizoen vier en krijg ik het gevoel dat de Vlaming die leefwereld wel kent. We kijken niet meer om te zien hoe die mensen in elkaar zitten, maar om er mee te lachen en zo surft Eén voort op het succes van mensen met een beperking.
Toch kennen we hun leefwereld niet, want het programma beeldt ze uit als het ideale kind dat elk gezin zo zou adopteren. Schattig, grappig en altijd gelukkig. Dit is feel good televisie over een thema dat helemaal niet altijd feel good is. Mensen met het syndroom van Down hebben heel wat complicaties en kunnen soms urenlang ongelooflijk verdrietig zijn, die vallen niet te sussen met twee minuten aan lieve woordjes van goeroe Coppens. Ik stel voor: verander de naam van het programma en zorg ervoor dat er elk seizoen een andere beperking aan bod komt, zodat het programma zichzelf niet verliest in het lachen met mensen met een beperking, maar zich terugvindt in het informeren over een wereld met beperkingen.
Wees positief, het is meer dan nodig in deze koude, donkere en onzekere tijden. Maar weet waarom je lacht, waarom je iets positief benaderd en laat anderen niet voor jou oordelen wat moet en niet moet.